De geur van een jong teefje was in zijn neus gekropen. Hij had staan snuiven, net zolang totdat hij had kunnen oriënteren waar ze ongeveer was. Hij was hier zelf ook nog maar net, maar het kon geen kwaad wat kennis te maken.
Rustig draafde hij langs de dennen, die heerlijk vers roken. Even sloot hij zijn ogen om ervan te genieten, totdat hij lichte voedstappen hoorde. Dat moest een wolf zijn. Hij stopte met draven en bleef rustig doorlopen. Zijn oren stonden vriendelijk naar voren gespitst, en zijn staart ging langzaam heen en weer. Dit teefje zou waarschijnlijk ook nieuw zijn, net als hijzelf. Op de een of andere manier was hij niet bang. Waarschijnlijk omdat hij de angst van het teefje zelf had geroken.
Opeens knapte er wat, en hij keek naar het takje onder zijn poten. Hij keek weer op, en tussen de takken door zag hij het teefje zijn kant op kijken. Ze was erg klein, waarschijnlijk nog niet zo oud. Haar vacht was zwart-grijs, maar hij merkte ook wat bruine vlekken op. Rustig liep hij verder, en kwam tussen de bomen vandaan.
"Hallo daar," zei hij zachtjes tegen haar. Hij keek het teefje onderzoekend aan. Hij had zijn kop wat lager gehouden, zodat ze hem niet als een bedreiging zou zien, maar zijn staart hing recht achter hem, om te laten zien dat hij niet laag in rang wilde zijn.