Het gekabbel van de rivier deed hem goed. Hij raakte er ontspannen door, wat geruster. Het was zomer, en de zon stond hoog aan de hemel. Zijn vacht was kort maar nog altijd glanzend zwart. Lang had hij alleen rondgedwaald, maar hij vond het nu wel weer tijd wolven tegen te komen. Hij kende hier sowieso nog niet veel wolven. Misschien was er iets gebeurd in het gebied? Hij had niets gemerkt, enkel een storm die er aan leek te komen. Hij had gegokt op een orkaan, maar blijkbaar was deze net voor het gebied afgeslagen.
Hij stond tot zijn poten in het water, terwijl hij zijn kop voorover gebogen hield om te kunnen drinken. Hij nam een paar flinke teugen, en genoot ervan het koele water door zijn lichaam te voelen stromen. Hij sloot zijn ogen, terwijl hij luisterde naar het getjielp van vogels om hem heen. Langzaam hief hij zijn kop weer, terwijl hij zijn oren gespitst hield. Daarna gooide hij zijn kop in zijn nek en liet een lange huil horen. Hij was er weer.