Een zwarte schim schoot langs de donkere bomen. Alsof er een elekstrische stroom uit de grond kwam en hem energie gaven om te vliegen langs de bomen, Fenris schoot langs bomen bosjes stenen alles om hem heen was een groot zwart gat waar hij doorheen rende. Het was heerlijk om te jagen in je eentje, met zijn witte ogen richte hij zijn blik het het doodsbange dier voor hem, met zijn oren in zijn en de wind die door zijn vacht waaide. Hij kwam steeds dichterbijer, het dier voor hem was moe geworden en hij zelf ook, ze hadden al zo ongeveer 10 minuten lopen rennen, en hij begon het warm te krijgen en zijn spieren begonnen moe te worden. Hij nam een laaste sprint, en sprong naarvoren. Hij zette zich af met zijn achterpoten, zette zijn nagels in de rug. Even keek het beest onderhem hem doodsbang aan vanuit zijn ooghoeken, een grijns speelde op zijn gezicht geen medelijden. Hij opende zijn mond en bracht die naar het kloppende ader in de hals van zijn prooi, het beest maakte zijn laatste kreun toen het neerviel. Fenris hield het beest op de grond met zijn gewicht, het hert onderhem bloos zijn laaste adem uit toen het laaste beetje bloed uit de mond van Fenris droop. Hij liet los en liet zich op zijn kont neerploffen hij hijgde, even kneep hij zijn ogen dicht tegen de pijn die zijn hart deed, hij keek om naar het hert.